Martine de Kok - Zeer goed hout (Waardering Muziekwereld) 8
Met hetzelfde vuur en enthousiasme als bij eersteling ‘Plaatselijk Verkeer’ (2013) laat Martine De Kok opvolger ‘Zeer goed Hout’ op ons los. Martine studeerde kleinkunst aan de Studio Herman Teirlinck, waar ze nog les kreeg van Wannes Van de Velde. Zo is ze een jaargenote van Riet Muylaert (beter bekend als JackoBond), die met een gelijkaardige eigengereide instelling haar weg zoekt in de Grote Boze Amusementswereld. We kennen Martine al behoorlijk lang, vooral, maar niet uitsluitend, dank zij haar deelname aan de Jong Muziekwedstrijd op TAZ (Theater aan Zee, in Oostende), waar ze indruk maakte met het hilarische ‘Konijn met Pruimen’, live piano bij een stomme film die ze bedacht en uitwerkte, pure slapstick waarin ze zelf de rol van pianiste Louise speelde, aan de zijde van o.a. Peter van den Eede en Ludo Mariman.
We vermelden specifiek dit omdat het typisch is voor haar brede benadering van het verschijnsel (niet zo klein)kunst: ze is, om het bondig te omschrijven en zoek het maar niet op in Van Dale, singer-songwriter-pianiste-accordeoniste-regisseur-woordkunstenares-grafisch ontwerpster-illustratrice-scenariste-actrice… en dan hebben we het nog niet over de diverse kindertheatervoorstellingen dat ze o.a. voor Theater Froefroe verzorgt. De muzikale zoektocht staat in dat alles centraal. In die zin en achteraf beschouwd is debuut ‘Plaatselijk Verkeer’ een soort veredeld lappendeken, omdat het verspreid werk verenigt. Het is tevens een mooie bekroning en afronding van een eerste periode. De liedjes getuigen van Martines grillige wereldvisie. Haar universum is bevolkt met figuren, die je niet echt aangepast kan noemen, maar zich handhaven in ietwat vreemde situaties.
Maar deze sprookjesachtige wereld is nimmer bedreigend of deprimerend, want hier is de poëtische verbeelding aan de macht, het is humor die de plak zwaait aan de ontwapeningstafel en stoeien met taal is verplicht voor al wie zich hier wil integreren. De titelsong, ‘Woestijn’, ‘Madamme Anna’, ‘De Oude Man en de Zee’ zijn een paar van de liedjes die alleen maar uit Martines koker hadden kunnen vloeien. Tijdens de concerten die op de release van ‘Plaatselijk Verkeer’ volgden, deed ze er nog een schep bovenop. Zo waren we in Café Trefpunt in hartje Gent (*) getuigen hoe ze haar werk tot leven weet te wekken, met assistentie van haar uitstekende band met intussen trompettist Angel Calvo Pérez erbij. Het loonde de moeite om hier even vast te blijven zitten in het ‘Plaatselijk Verkeer’, want ‘Zeer goed Hout’ sluit er quasi naadloos op aan.
Dat kan je ook vaststellen aan de zeer herkenbare getekende hoes, die refereert aan de vorige. Die hoes heeft ze vanzelfsprekend weer zelf getekend (ze noemt tekenen haar passie, maar bekent dat ze er weinig tijd voor heeft) en ze speelt opnieuw haar rol in het totaalbeeld dat ‘Zeer goed Hout’ wil oproepen. De nieuwe cd betekent echter ook de verhoopte stap voorwaarts. Er is de omkadering. Trombonist Lieze Heuninck vervoegde de vaste ritmesectie Seba Thomé (bas) en Tijl Piryns (drums, percussie, trompet) Naast een handvol gasten vinden we echter ook Fanfare ’t Akkoord, o.l.v. Bert Bernaerts. Martine zorgde met Bert voor de arrangementen op de twee interludia, maar het is vooral op ‘Billy’ (weer zo’n schattig onaangepast wezen!) dat de combinatie werkt. Dit nummer is ook typerend voor de koddige geluidjes, hier van blokfluit en philicorda (elektronisch orgel uit de sixties), en de constant speelse ritmische patronen, niet alleen van de percussie overigens. Vroeger zou men dit ‘een sound’ genoemd hebben.
Dat staat natuurlijk in dienst van de hoofdzaak: de songteksten. Niet dat je van een concept kan spreken maar de liedjes voelen ditmaal aan als een eenheid. Het titelnummer opent de debatten: het is een van een straf jazzblazersarrangement voorziene liefdesverklaring, die tussen de lieve woorden meteen ook de beperkingen van een relatie in kaart brengt. Het slotnummer kan je beschouwen als de afwikkeling hiervan. Het volgende ‘In dit Lied’ borduurt daar verder op. ‘Da’s in principe problematisch maar niet in dit lied’ luidt het. Na ‘Billy’ en een eerste van drie interludia komt ‘Plastieken Stoel’, het misschien wel sterkste lied van de cd: wat als de relatie, die zo al niet veel voorstelde, stuk is? De poes is dan misschien wel dood, volgens het lied, maar er is een enorme kater voor in de plaats gekomen. Gelukkig verzacht Martines prettig gestoorde grimlach dit desolate portret: ‘Nu nog iets voor aan de muur. Die klarinet van de buren went op den duur.’
‘Storm’ gaat eens te meer over relaties, dat zich stilaan aftekent als het hoofdthema van de plaat, maar houdt het op metaforen. ‘Roos’ is weer zo’n typetje, dat door het leven platgeslagen werd en dan maar de frustraties en mateloze verlangens kanaliseert, zij het op een weinig adequate, maar zeer herkenbare wijze: ‘Roos is wereldkampioen in klagen’. Veel verder dan symbolisch verzet komt ze niet: ‘Roos wil iets nieuws om naar uit te kijken. Roos wil dat haar hart ontploft, net zoals vroeger lang geleden, denkt ze, terwijl ze haar man afstoft’. Het is in wezen intriest, maar niet in dit lied: de dartele verpakking relativeert. Ook ‘Alles wat niet zeker is’ haakt zich niet los van het relationele, en net als het fraai ingeklede ‘Tijd’, kan je het beschouwen als een ‘filosofisch traktaatje’ à la De Kok. De twee benaderingen kunnen stilistisch nauwelijks méér van elkaar verschillen.
Slotlied ‘Zilver voor Goud’ (met zingende zaag van Pieter Lenaerts) kan je zien als een synthese van het hier opgevoerde relationele spel… en vooral van het failliet ervan. Het is finaal stukgelopen: ‘‘k Had zo graag in ons geloofd. Waarom spookt er dan iemand anders in mijn hoofd?’ Er is nog enige twijfel, want is het wel de juiste beslissing: ‘Gooi ik goud weg voor zilver of zilver weg voor goud?’ Maar aan de conclusie valt ten langen leste niet te ontkomen: ‘Alles is voorbij en wij worden nooit meer samen oud’. De toon is al een tijdje ernstig, nauwelijks een woordspeling aan de einder te bekennen, de cirkel met de opener is rond. Martine De Kok mag doorgaans overkomen als een ‘zotte doos’, zoals men in de Metropool zegt, de muziek mag dan lichtvoetig zijn, de gedachtegang en associaties speels, maar ‘Zeer goed Hout’ is lange niet zo vrijblijvend. Niets is zeker, maar het zeer goede hout zou op termijn wel eens stevige eik kunnen zijn.
Auteur: Antoine Légat
Bron: www.rootstime.be
Gepubliceerd op Muziekwereld: 30 april 2016