Lori McKenna - Bittertown
****½
Via
deze recensie wil ik graag een lans breken voor Lori McKenna, want
wat deze jonge moeder van vier
kinderen uit Massachusetts op haar nieuwe album “Bittertown” presteert, dat
overtreft zelfs mijn stoutste verwachtingen. Na
voorgangers “Paper Wings And Halo”, “Pieces Of Me” en het met minimale middelen
in haar eigen keuken ingeblikte “The Kitchen Tapes” waren vergelijkingen met
grootheden als een Nanci Griffith, een Patty Griffin, een Alanis Morissette, een
Natalie Maines (Dixie Chicks) en een Lucinda Williams als niet van de lucht. En
na haar jongste album zal voortaan ook de naam Kasey
Chambers her en der wel in dat lijstje gaan opduiken. Je mag dit wat
mij betreft dan ook rustig het voorlopige magnum opus van
deze door het leven al behoorlijk gerijpte vrouw noemen. Met haar van zo’n
lekker snikje voorziene warme stem buigt McKenna zich op “Bittertown” over
dertien eigen composities, de ene al beter dan de andere. Haar vermogen om
verschillende verhaallijnen en gevoelens schijnbaar moeiteloos te laten
overlappen getuigt van grote klasse. Niet alles verloopt naar wens in
“Bittertown”, of wat dacht je. Heel wat van de liedjes
op 'Bittertown' cirkelen rond het verliezen van je
illusies of het koesteren van een bijna absurde hoop. Toch ontaardt het album
nooit in een sombere aangelegenheid. Laat je bijvoorbeeld
maar even meevoeren op het op een bedje van Hammondtonen neergelegde
openingsnummer van de plaat “Bible Song” – met mooie harmonieën van Buddy Miller
– en je zal het al snel met mij eens zijn: dit is gewoon
prachtige rootspop, waaraan de fans van pakweg Lucinda Williams, Mary Gauthier
of Patty Griffin met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heel wat plezier
zullen beleven. Het met Chris Trapper gebrachte “One Man” koppelt elders
schaamteloze romantiek aan een tastbare zucht naar lang vervlogen tijden en
gebeurtenissen. Prachtig akoestisch slidewerk van stalgenoot Mark Erelli zorgt
daarbij voor de ideale setting. Rustige folkpop serveert McKenna natuurlijk ook
weer, met name in het een oeverloze jaloezie bezingende “My Sweetheart”. En met
de catchy pop van “One Kiss Goodnight” is zelfs een single met potentieel
voorhanden.
Het liefst luister ik
echter naar Lori McKenna
als ze zich op ingetogen wijze en met veel gevoel volledig in haar teksten
inleeft. Zo bezingt ze in “Stealing Kisses” – daarbij enkel begeleid op de
akoestische gitaar en de piano – hartverscheurend mooi het lot van een met aan
diggelen getrapte illusies aan haar verlangens overgelaten vrouw.
“I was stealing kisses from a boy
Now I’m begging affection from a man
In my housedress don’t you know who I am
Take a look at who I am, I am stealing kisses,”
klinkt het daarin verbitterd. “If You Ask” biedt bijna bij wijze van tegengewicht dan weer een heel ander perspectief. Ook daarin vervult de vrouw de rol van de underdog, maar dan wel die van een sterke, die van de in haar hoedanigheid van vergevingsgezinde wederhelft berustende namelijk. Heel erg dicht bij het leven dus allemaal en precies dat maakt van deze vierde van McKenna zo’n kanjer van een plaat. “Welcome to Bittertown” staat er op het hoesje, een uitnodiging die je dus maar best niet in de wind kan slaan.
27 juni 2004
Terug naar Hoofdindex